[vc_row 0=””][vc_column 0=””][vc_column_text 0=””]Gerechtshof stelt vast dat het niet de bedoeling om in alle gevallen de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie zonder meer een feitelijke voorrangspositie ten opzichte van de andere in de wettelijke schuldsaneringsregeling betrokken vorderingen te verlenen.
5.13.1.Vast staat dat ten aanzien van de man met ingang van 2 juni 2016 de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is. Het hof stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad (vgl. HR 21 september 2012 ECLI:NL:HR:2012:BW9247 en HR 14 november 2008, LJN BD7589, NJ 2009/52) volgt dat in dat geval de onderhoudsplichtige niet over de draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage te betalen, behoudens bijzondere omstandigheden. Als bijzondere omstandigheid wordt onder meer aangemerkt dat het VTLB door de rechter-commissaris is verhoogd met de door de alimentatieplichtige te betalen kinderalimentatie.
5.13.2.Anders dan de vrouw stelt komt aan de rechter-commissaris de discretionaire bevoegdheid toe om het VTLB al dan niet op te hogen vanwege een alimentatieverplichting en niet aan de rechtbank. Het hof verwijst daarbij naar van artikel 295 lid 3 Fw en de uitspraken van de Hoge Raad van 14 november 2008 ECLI:NL:HR:BD7589 en 18 november 2011, LJN BU4937. Hieruit volgt dat aan de rechter-commissaris de discretionaire bevoegdheid is toegekend om op verzoek van de schuldenaar, de bewindvoerder, dan wel ambtshalve het VTLB te verhogen met een door hem vast te stellen nominaal bedrag. Deze verhoging is niet bedoeld om de schuldenaar in staat te stellen daarmee al zijn niet in de schuldsaneringsregeling betrokken financiële verplichtingen te voldoen, zoals de verplichting tot betaling van kinderalimentatie. Het betreft een discretionaire bevoegdheid waarbij de rechter-commissaris rekening dient te houden met álle omstandigheden van het geval. De rechter-commissaris dient derhalve niet stelselmatig en zonder acht te slaan op de omstandigheden van het geval voor schuldenaren die een onderhoudsplicht jegens minderjarigen hebben het VTLB te verhogen met een bedrag aan kinderalimentatie. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om in alle gevallen de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie zonder meer een feitelijke voorrangspositie ten opzichte van de andere in de wettelijke schuldsaneringsregeling betrokken vorderingen te verlenen.
5.13.3.Het hof is van oordeel dat, nu de rechter-commissaris het verzoek van de man tot verhoging van het VTLB bij brief van 29 juli 2016 heeft afgewezen en heeft geoordeeld dat evenmin sprake is van andere bijzondere omstandigheden, de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de man met ingang van 2 juni 2016 (nog steeds) geen draagkracht heeft voor de betaling van kinderalimentatie. Dat de vrouw, gelet op haar geringe draagkracht, niet in staat is om in de kosten van de kinderen te voorzien, kan niet tot een ander oordeel leiden. De grief van de vrouw faalt derhalve.
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 30 november 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5244