Het komt soms voor dat echtelieden in huwelijkse voorwaarden op voorhand al afspraken maken over het afzien van het recht op partneralimentatie ingeval van een echtscheiding (nihilbeding). Notarissen lichten partijen dan veelal op voorhand al in dat een dergelijke afspraak rechtskracht kan missen.
In de zaak die hier aan de orde is waren partijen al eerder gehuwd geweest en hebben de heel uitdrukkelijke wens uitgesproken elkaar niet te belasten met het alimentatievraagstuk mocht het huwelijk stuklopen. Ter gelegenheid van de echtscheiding heeft de vrouw toch een beroep gedaan op de nietigheid waarna de man heeft betoogd dat de gemaakte afspraak in de huwelijkse voorwaarden in dit specifieke geval niet nietig is. Over dit standpunt zijn verschillende opvattingen en de Procureur-Generaal heeft nu een rechtsvraag voorgelegd aan de Hoge Raad in het kader van een cassatie in het belang der wet. Opvallend is dat het hier gaat om een oude zaak die reeds in 2017 werd afgesloten. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad volgt hierin de lijn die mr. Van Hecke heeft voorgelegd aan het gerechtshof Den Haag en werkt dat nog verder uit. De uitspraak volgt naar verwachting in november van 2022.
Voor een verdere uitleg over deze zaak verwijs ik naar de volgende pagina op de website van de Hoge Raad.
Nuttige links zijn verder:
Uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 december 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9890
Uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 18 januari 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:768
Conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad van 13 mei 2022, ECLI:NL:PHR:2022:457